Het eerste patroon uit het boek “Superlieve minidiertjes haken” van Maja Hansen is een geweldig schattig schaapje.
Ik had nog 1,5 dikke bol pluizige 100% natuurlijke schapenwol en nog enkele roze bolletjes. Gezien het een klein patroontje was, leek dit me wel voldoende om het schaapje te maken.
gebruikte materialen
1,5 bol schapenwol (heel erg pluizige)
2 bollen roze wol Canada (40% wol)
Restje witte wol
Restje zwarte wol
2 veiligheidsoogjes
vulling voor beertjes
wolnaald
haaknaald nr. 4
haaknaald nr. 4,5
haaknaald nr. 3
tijdsduur
Ik heb er ongeveer 4 uur over gedaan om dit schaapje af te werken. Dit hangt natuurlijk af van je haaksnelheid, maar het geeft je toch al een idee.
Het patroon
Persoonlijk vind ik dat de uitleg in het boek niet erg goed is. Het lijfje en een deel van het hoofdje werd met de lussensteek gedaan, maar nergens in het boek staat beschreven hoe je deze moet maken. Voor het hoofdje staat er trouwens ook nergens niet in vermeld vanaf welke toer je moet overschakelen naar lussensteek. Als je overschakeld naar de lussensteek, moet je het werk keren. Anders zitten je lussen in de binnenkant van het hoofdje. Haak hiervoor je toer af en sluit de toer met een slip stitch. Haak nu een keerlus en begin in de andere richting te haken.
Ik heb eens wat gezocht op internet naar een goede uitleg van de lussensteek en deze kan je hier terugvinden. (website: How to crochet… for dummies)
In het boek wordt voor de oogjes gebruik gemaakt van vilt. Ik heb hiervoor 2 veiligheidsoogjes gebruikt. Voor de witte achtergrond heb ik gewoon 2 cirkeltjes gehaakt.
De krullige kapseltje van het schaapje heb ik ook apart gehaakt.
Werkwijze
Het hoofdje, de oortjes en de 4 pootjes heb ik gehaakt met haaknaald nr. 4.
Het lijfje heb ik in de lussensteek gehaakt. Omdat deze wol ietsje dunner was, heb ik 2 draden samen genomen. Om iets vlotter te kunnen werken, heb ik hier haaknaald nr. 4,5 genomen. Voor de lussensteek in amigurumi’s ga je als volgt te werk:
- begin met een magische ring
- haak 6 v in de ring en trek de ring daarna dicht
- de volgende rij start je met de lussensteek: 2 steken in elke steek, dat wil dus zeggen, telkens 2 lussensteken in elke steek. Dit is een beetje moeilijker, maar blijven oefenen en dan lukt het wel.
- Nu moet je telkens afwisselen met 1 toer in gewone vasten en 1 toer in de lussensteek. Blijf wel rekening houden met de meerderingen en minderingen die vermeld staan in het patroon.
- haak 6 v in een magische ring (6)
- haak 2 lussensteken in elke steek (12)
- haak *2 v in de eerste steek, 1 v in de volgende* (18)
- haak *2 lussensteken in de eerste steek, 1 lussensteek in de volgende 2 steken* (24)
- haak 6 v in een magische ring (6)
- haak 2v in elke steek (12)
- haak 2 v in de eerste steek, 1 v in de volgende steek en haak dan nog 1 slip stitch. Knip de draad door en trek deze door de lus om af te werken.